Episode Transcript
[00:00:06] Speaker A: De 40 dagen tijd is een periode van bezinning. We staan stil bij het lijden van Jezus, maar ook bij zijn diepe verbondenheid met Israël en de vervulling van Gods belofte aan zijn volk. In deze overdenkingen ontdekken we wat dit betekent. Voor Israël, maar ook voor ons.
[00:00:30] Speaker B: Deze overdenking is geschreven door dominee Henk Poot en ingesproken door Sarah van Oort.
We lezen Johannes 11 van 33 tot 44. Toen Jezus haar dan zag huilen en ook de joden die met haar meekwamen zag huilen, werd hij heftig in de geest bewogen en raakte innerlijk in beroering. En hij zei, waar hebt u hem gelegd? Ze zeiden tegen hem, heren, kom het zien. Jezus weende. De joden dan zeiden, zie hoe lief hij hem had.
En sommigen van hen zeiden, kon hij die de ogen van de blinde geopend heeft, ook niet maken dat deze niet gestorven was? Jezus dan, opnieuw heftig bewogen in zichzelf, kwam bij het graf. Het was een grot en er was een steen opgelegd. Jezus zei, neem de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvenen, zei tegen hem, heren, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag.
Jezus zei tegen haar, heb ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?
Zij namen dan de steen weg waar de gestorvenen lag. En Jezus hieft de ogen omhoog en zei, Vader, ik dank U dat U mij verhoord hebt. En ik wist dat U mij altijd verhoort, maar terwille van de menigte die om mij heen staat, heb ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U mij gezonden hebt. En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem, Lazarus, kom naar buiten!
En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken. En zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen, maak hem los en laat hem weggaan.
De evangelist Johannes laat een heel bijzonder licht vallen op Jezus.
Hij is de Zoon van God, de Messias, maar ook de nieuwe Mozes die God beloofd had, zo lezen we in Deuteronomium 18 vers 18. Als Mozes aan het einde van zijn bediening gekomen is, vraagt hij de heren een opvolger aan te wijzen, opdat de gemeente van God niet achterblijft als schapen die geen herder hebben. God wijst Jozua aan en de hoge priester Eliazar legt hem zegnend de handen op.
Jezus vertelt dat hij de goede herder van Israël is. Hij gaat voor en uit en hij geeft zijn leven in overvloed. En hij brengt de verstrooide schapen van Gods kudde terug. Maar hij zegt ook dat hij zijn leven voor de schapen stelt. Dat lezen we in Johannes 10 vers 11. Dat laatste gaat nu ook gebeuren.
Als voorbereiding daarop gaat Jezus naar de plaats waar hij gedoopt is. De doop was voor hem een teken van zijn dood en opstanding. En als hij daar is met zijn leerlingen, komt het bericht dat zijn geliefde Lazarus ernstig ziek is.
De naam Lazarus is de Griekse vorm van Eleazar. Jezus reageert erop door te zeggen dat zijn ziekte ter ere van God is. Als hij na wat talmen aankomt in Bethanië is Lazarus al gestorven. Jezus spreekt met zijn betroefde zusters. Hij troost ze door te verzekeren dat Lazarus zal opstaan. Maar er staat ook dat hij zich kwaad maakt over wat de dood aanricht.
Voor het open graf bidt Jezus een kort en indrukwekkend gebed. Vader, ik dank u dat gij mij verhoord hebt. En dan roept hij Lazarus uit zijn graf. Je zou in de opwekking van Lazarus in zekere zin een voorbereiding kunnen zien op het sterven en de opstanding van Jezus. Bij zijn gebed denkt Jezus vermoedelijk ook aan de weg die hij nu moet gaan. En hij weet dat die weg tot eer van God is.
om over na te denken. Wat raakt jou uit deze geschiedenis?
[00:04:53] Speaker A: De tekst van deze overdenking kun je terugvinden op cvi.nl.