Episode Transcript
[00:00:05] Beste kijkers, welkom bij deze internetuitzending vanuit het Israël Centrum. Tussen kerst en oud en nieuw hebben we wat andere karakteren qua uitzendingen dan u de laatste tijd van ons gewend bent.
[00:00:20] Bij deze uitzending wil ik met u wat stilstaan bij het Ghanouka Feest.
[00:00:26] Israël viert in deze dagen het Hanukkahfeest en ik wil met u daar wat over nadenken, een aantal teksten ook daarvan lezen en de betekenis voor vandaag ook wat met u bespreken. Ik stel voor dat wij beginnen met samen te bidden. Heere God, Vader in de hemel, God van Israël, Wij danken u dat u ons de gelegenheid geeft om ook deze uitzendingen te doen. Wij bidden u om de leiding van uw heilige geest, als over het thema nadenken, het Hanukkahfeest. Heere, geef dat het ons dichter bij Israël mag brengen, bij onze verbondenheid met het Joodse volk en daarin ook dichter bij u, u de God van alle leven. Wij prijzen uw heilige naam om Jezus' wil. Amen.
[00:01:26] Ganouka. Het woord betekent eigenlijk inwijding. Van een Hebraeus woord wat ook samenhangt met het moderne Hebraeuse woord voor educatie. Ganouka, het feest van de herinwijding van de tempel. De tempel in Jeruzalem en over de geschiedenis die daarachter zit, daar wil ik vandaag met u bij stilstaan.
[00:01:53] Hoe is dat feest ontstaan? Wat is daarover geschreven? En waarom wordt het vandaag de dag nog steeds zo gevierd? Ganoeka is merkwaardig genoeg het enige Joodse feest wat niet in het Oude, maar wel in het Nieuwe Testament tegenkomen. We vinden Jezus in Johannes 10 op het feest van de Tempelwijding.
[00:02:22] Ik lees dat vers met u. En het was feest. Het was het feest van de inwijding van de tempel in Jeruzalem en het was winter. En die laatste bepaling is eventjes belangrijk om aan te geven dat het niet het feest van de inwijding van de oorspronkelijke eerste tempel was. Die vond plaats tijdens het loofwuttenfeest, lezen we in het Oude Testament in 1 Koningin 8. Ook niet van de Tweede Tempel ten tijde van Ezra en Nehemia, zoals we daar in die boeken over lezen. Maar het feest van de vernieuwing, zegt de oude vertaling eigenlijk. Of de herinwijding, zou je ook kunnen zeggen, van de tempel in Jeruzalem en in de winter. En dat wijst er dus duidelijk op dat het hier om het Hanukkahfeest gaat.
[00:03:17] En het is ook belangrijk om te zien dat Jezus juist ook op dat feest in Jeruzalem in de tempel is. Dat laat zien dat hij zichzelf ook heel nauw met die tempel verbonden wist. Jezus spreekt over de tempel als het huis van mijn vader. Al meteen in het begin van zijn openbare optreden in het boek Johannes, het evangelie van Johannes, lezen we hoe Jezus de tempel binnengaat en daar de handelaars en de geldwisselaars uit de tempel verdrijft, en dan lezen we, neem deze dingen van hier weg, maak niet het huis van mijn vader tot een huis van koophandel. De tempel is het huis van Jezus, vader van God, die Israël als vader kent.
[00:04:10] Een hele belangrijke, hele centrale plek dus, niet alleen voor het jodendom van die tijd, het jodendom van alle tijden, maar ook voor Jezus zelf, waarin we ook weer zien hoe nauw Jezus verbonden is met heel het volk Israël en ook met de dienst, de godsdienst van Israël, het huis van mijn vader. En op dat moment dat de herinwijding van de tempel gevierd wordt, is Jezus daar ook.
[00:04:38] En dan ontstaat er eigenlijk een hele discussie met de joden in de tempel, die daar op dat moment ook zijn. Jezus loopt daar rond in de zuilengang van Salomo, lezen we in Johannes. Als u op het plaatje kijkt dan ziet u zo die maquette van de tempel.
[00:04:57] met die zuilengang daar op de achtergrond. En daar loopt Jezus rond en de uitdrukking die gebruikt wordt houdt eigenlijk in dat hij ook onderwijs gaf. En dat weten we ook uit allerlei andere getuigenissen in de evangelie dat Jezus leerde, onderwijs gaf in de tempel. En ook dus op dat moment, op dat moment waar dan ook de verwachtingen hoog gespannen zijn, want we zullen zometeen nog wat nader ingaan op de achtergronden van het Ganoecafeest.
[00:05:28] Bevrijding van vreemde overheersing. Zo feest dat dan ook die messiaanse verwachting, zou je kunnen zeggen, weer heel duidelijk oproept. En als Jezus daar op dat moment dan ook in de tempel is, dan brandt de vraag op de lippen van de joden, hoe lang houdt u ons in het onzekere? Als u de messias bent, zeg het ons vrij uit.
[00:06:01] Ik ga niet verder in op het gesprek wat dan volgt, de discussie met de schriftgeleerden. Jezus kan zich op dat moment, laten we het zo even heel kort samenvatten, Jezus kan zich op dat moment nog niet als de Messias openbaren, want heel duidelijk is in het evangelie van Johannes en in alle evangelieën dat de weg van de Messias, de weg die Jezus moet gaan, de weg van het lijden en het sterven en de opstanding is.
[00:06:31] En ook die weg gaat hij met heel Israël. Maar hoe werd Ganoukka in die tijd gevierd? Eigenlijk is daar niet zo heel veel van bekend. We weten wel natuurlijk hoe het vandaag gevierd wordt.
[00:06:51] Vandaag de dag. Het feest duurt acht dagen. Het begint deze periode op 25 december. Dat is niet elk jaar zo, maar dat is dit jaar wel zo. De avond van 25 december wordt het eerste lichtje op de kandelaar aangestoken en dat dan acht dagen lang tot er aan het eind acht kaarsjes branden.
[00:07:12] Feest van het licht, zegt de Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw na Christus, Flavius Josephus. We noemen dat feest van het licht en hij zegt, ik denk vanwege de vrijheid die we toen ontvingen, waar we eigenlijk niet meer op hadden durven hopen. Het licht van gods bevrijding. En dat schijnt dan op dat feest, dat schijnt vanuit de tempel en dat schijnt in ieder huis. En uit die tijd, diezelfde tijd van de Tweede tempoperiode is in de Talmoet het voorschrift bekend dat ieder een kaars, een lamp aan moet steken buiten zijn huis, bij zijn voordeur zullen we maar zeggen, of in zijn venster. Of als die op een bovenverdieping woont in een venster aan de straat, zodat iedereen ziet dat licht schijnt ook in dit huis en ik draag iets bij aan het licht.
[00:08:08] En vandaag de dag streekt ieder thuis elke avond eens een kaarsje aan. Hier in Nederland zullen de Joden dat voor het raam doen of binnenshuis. In Jeruzalem zie je overal, zoals hier op dit plaatje, dat dat buiten voor de deur aangestoken wordt. Zeker bij de Joden met een oriëntaalse achtergrond, dus in de wereld van het Midden-Oosten.
[00:08:38] Sommigen hebben een kandelaartje naast de voordeur aan de muur hangen. Bij anderen staat hij zo voor het huis. Dit is een hele grote, ergens in een straatje in Jeruzalem. Acht dagen lang een lampje aansteken. Daar is ook discussie over in de tijd van de heer Jezus. Tussen de fariseeën van het huis van de school van Shammai en van de school van Hillel. Hoe moet je dat nou doen?
[00:09:08] Uiteraard is overal in het Jodendom discussie over van hoe doe je dat?
[00:09:13] Want daar gaat het Jodendom over, hoe doe je dat? En dan zegt de school van Shammae, dat was een stroming bij de fariseeën in de eerste eeuw naar Christus. Jezus heeft daar ook mee te maken gehad. Als we het hebben over discussies van Jezus met de schriftsgeleerden en de fariseeën in de evangelie, dan moeten we dat altijd in ons achterhoofd houden.
[00:09:38] dat er binnen die groep van de fariseeën, dat dat geen homogene groep was, maar dat er in ieder geval twee hoofdstromingen waren. En dat Jezus soms dichter bij de ene stond en soms dichter bij de andere. Nou goed, het huis van Shammai zegt, je begint de eerste avond met een lichtje. Met acht lichtjes. En dan tel je zo af.
[00:10:06] Tweede avond zeven, derde avond zes, want het licht, de olie, werd eigenlijk in dat wonder steeds minder. En op het eind heb je nog één lichtje over, want dan is het feest eigenlijk voorbij. Shammai, de Joodse leraar, was altijd van het erg letterlijk nemen van de Bijbeltekst. In dit geval dan van de tekst van de overlevering.
[00:10:36] Terwijl Heerlil vaak meer naar de geest van de tekst keek. En Heerlil zegt, we moeten het eigenlijk andersom doen. We beginnen met één lichtje en dan komt er elke avond één bij. Dus de eerste avond één, tweede avond twee, derde avond drie, tot er uiteindelijk acht lichtjes branden op de kandelaar. Acht dagen dat het licht scheen in de duisternis.
[00:11:03] En dat is de praktijk in het Jodendom gebleven tot de dag van vandaag. Want we moeten, zegt een latere verklaring, niet uitgaan van het negatieve, dus van het afnemen van het licht, maar in het leven naar de geboden willen we altijd een stapje hoger. En er komt steeds licht bij. En dat is eigenlijk wat we in dit feest vieren. Maar goed, waar komt dan dat licht vandaan?
[00:11:32] Dat heeft natuurlijk zijn wortels heel duidelijk in de geschiedenis van het Joodse volk en heel concreet in gebeurtenissen van de tweede eeuw voor Christus. Ook in het Oude Testament vinden we wel verwijzingen naar die geschiedenis in de profetieën van Daniel. Een aantal profetieën die hebben heel duidelijk betrekking op deze periode van de geschiedenis van het Joodse volk.
[00:11:59] En zometeen zullen we dat heel concreet aan een uitdrukking die gebruikt wordt herkennen. Maar laten we gewoon deze tekst uit het boek van de Maccabeën eens even lezen. We vinden dus die geschiedenis beschreven in de boeken van de Maccabeën. Boeken die wij, laten we zeggen de protestanten, niet in de kanon hebben, die bij de protestanten tot de apocryfe boeken gerekend worden.
[00:12:25] In de rooks-katholieke kanon valt het onder de duiterokanonieke boeken. Ze hebben wel een zeker gezag, maar niet op hetzelfde niveau als de kanon van de Bijbel.
[00:12:40] Zo hebben trouwens ook de oude Statenvertalers in de 17e eeuw gezegd, die hebben het wel vertaald en op een gegeven moment als een apart boekje naast de Bijbel uitgegeven. We kunnen er wel van leren hoe God in de geschiedenis met Israel handelt, maar ze hebben toch niet hetzelfde gezag als de Bijbel. Maar wel heel interessant om dat ook te lezen, een stukje van die geschiedenis in de overgang van de, laten we zeggen, de oud-testementische naar de nieuw-testementische periode.
[00:13:11] En we hebben het dan dus over de tweede eeuw voor Christus, zo rond 170 voor Christus. Dan lezen we over de koning en dat gaat over de koning Antiochus Epiphanes IV. Ik had zijn naam eventjes erbij moeten zetten.
[00:13:32] Neemt u dat maar van mij aan, Antiochus Epiphanes IV. Die was koning in Damaskus. Een van de opvolgers van het grote rijk van Alexander de Grote. Het grote rijk van Alexander dat Alexander de Grote die vanuit Macedonië in het begin van de derde eeuw voor Christus in een enorme veltocht Het hele Midden-Oosten tot zelfs India toe veroverde en in een paar jaar een enorm imperium opbouwde en ook al heel jong kwam te overlijden. En toen viel zijn rijk uit elkaar in vier delen.
[00:14:23] Dat worden de vier diadoogrijken genoemd, de opvolgers van Alexander de Grote. Het Griekse woord betekent opvolger. Die vier rijken vinden we terug in de profetieën van het boek Daniel. Alexander de Grote zelf trouwens ook in de figuur van die geitenbok die als een wervelwind aankomt stormen.
[00:14:46] En een van die rijken was dus het Griekse Rijk van Syrië, wat zijn centrum had in Syrië en Damaskus. En om dat rijk gaat het. En een tweede was, dat is ook nog even relevant om te noemen, was Egypte, de Ptolemeën. U kent misschien de naam van Kleopatra, dat was de laatste van dat koningshuis.
[00:15:17] Deze koning Antiochus Epiphanes de Vierde heeft ook geprobeerd om het Egyptische deel van het Rijk van Alexander de Grote bij zijn Rijk te voegen. En daar vertellen de Makkabeë ook over. Maar nu komen we dan tot waar het eigenlijk om gaat. Toen gaf die koning Antiochus Epiphanes de Vierde per brief aan zijn hele Rijk bevel om één volk te vormen en de eigen gebruiken op te geven. Dat is heel essentieel.
[00:15:49] Alexander de Grote had in zijn Rijk een cultuur gevormd die we later het Hellenisme zijn genoemd. Een cultuur waarin eigenlijk alle culturen die hij overwon een plek hadden, ook alle godsdiensten, maar die een soort van overkoepelende Griekse cultuur vormde. En volgens sommige bronnen Joodse bronnen spreken trouwens heel positief in dat opzicht over Alexander de Grote omdat hij heel veel respect aan het jodendom betoonde en sommigen hebben dat zo geïnterpreteerd dat hij zelfs die hele wereld eigenlijk onder het beslag van de God van Israël wilde leggen. Maar goed, koning Antiochus Epiphanes de Vierde die had een ander idee. Die wilde heel zijn rijk eenmaken en daar één cultuur, één godsdienst van maken die per se niet de God van Israël centraal stelde. Alle volken voegden zich naar het woord van de koning Lezewe en zelfs veel Israëlieten gingen over tot zijn godsdienst, offerden aan afgodsbeelden en ontwijtden de Sabbat.
[00:17:11] Daar begint het eigenlijk vaak mee, de ontwijding van de Sabbat. Per bode stuurde de koning brieven naar Jeruzalem en de steden van Judea, waarin hij de naleving gelaste van gebruiken die het land vreemd waren. In de tempel mochten geen brandoffers, graanoffers en wijnoffers meer worden gebracht. En Sabbat en feestdagen moesten worden ontwijd. De tempel en de priesters moesten ze ontheiligen.
[00:17:42] Ze moesten altaren bouwen, heiligdommen en tempeltjes inrichten voor afgodsbeelden en vlees van varkens en andere onreine dieren offeren. Ze mochten hun zonen niet meer besnijden en moesten zich verlagen tot allerlei onreine en onheilige praktijken. Zo zou de wet vergeten worden, en dan gaat het dus om de wet van de Torah, de geboden die God via Mozes aan Israël gegeven hadden, En je kunt dan ook denken aan de hele uitlegtraditie zoals die zich in Israël ontwikkelde ook in die tijd. En zouden alle voorschriften in onbruik raken. Iedereen die het gebod van de koning negeerde zou worden gedood.
[00:18:28] Dus een verbod, concreet gezegd, op de Joodse godsdienst, op het Joodse geestelijke leven.
[00:18:36] De Torah, de Sabbat, ook de besnijdenis werd verboden en de tempeldienst ontheiligd. Dergelijke bepalingen konigde hij in heel zijn rijk af. Ook stelde hij inspecteurs aan die erop moesten toezien dat het volk in elke stad van Judea offers bracht.
[00:18:58] Dus er ontstond een soort van totalitair regime, zoals we dat ook in de communistische landen gezien hebben. Met een geheime politie, misschien niet zo heel geheime politie, die erop toezag dat iedereen zich aan die afgode dienst weide en dat niemand meer zou leven volgens de wetten en de geboden die God gegeven had. En ja, veel Israëlieten gingen daarin mee.
[00:19:28] Veel Israëlieten die de wet maar al te graag naast zich neer wilden leggen, voegden zich naar de voorschriften van de inspecteurs. En ze richtten zoveel verschrikkingen aan in het land, dat de overige Israëlieten zich in alle mogelijke schuilplaatsen moesten verbergen. Op 15 Kislev van het jaar 145, liet de koning, en dan komt het, een verwoestende gruwel op het altaar bouwen.
[00:19:56] en in de andere steden van Judea liet hij altaren neerzetten. Een verwoestende gruwel, we kennen die uitdrukking inderdaad ook uit het boek Daniel en uit de reden van de heer Jezus over de laatste dingen, Matthäus 24. Wat is die verwoestende gruwel? Waarschijnlijk moet er gedacht worden aan een, of dat is wel zeker, want ergens op een andere plek in de Makabeë wordt beschreven, hoe wij een afgodsbeeld van de Olympische Zeus, dus de Griekse oppergod, daar neerzetten. Die in die streken van het Midden-Oosten ook geassocieerd werd met de Baal. Dus in feite bracht hij de Baals dienst weer terug in de tempel.
[00:20:42] En die 15 Kislev, Kislev is de Joodse maand, de wintermaand zeg maar, die in deze periode valt. En die 15 Kislev dat is misschien de verjaardag van de koning geweest. En ze moesten, staat er ook ergens, zijn verjaardag ook gaan vieren.
[00:21:06] En dan op de 25e van de maand offerde ze op het afgodsaltaar dat bovenop het oude altaar stond. Dus op de 25e van de maand Kislev, zo'n beetje rond de winterzonnenwende, begon de afgodedienst in de tempel.
[00:21:31] En die afgodedienst duurde drie jaar lang, want dan gebeurt het dat een Joodse groep, een groep priesters uit een boerendorpje, ergens in de heuvels van Judah en Benjamin, in het stadje Modi'in, vandaag de dag een prachtige Israëlische stad, dat de Joodse priesters van de familie van de Hasmoneën in opstand komt.
[00:22:03] Onder leiding van Matityahu, Matthäus en later de grote Judah de Maccabeer. En dat woordje Maccabeer, Maccabi, daar is ook de naam van al die sportclubs in Israël en de Joodse sportsportbeweging in Nederland van afgeleid. Maccabi. Betekent misschien zoiets als strijdhamer. In ieder geval Judah de Maccabeer.
[00:22:32] De componist Hendel heeft er een prachtig oratorium over geschreven, Judas Maccabeus. Daar komt onze melodie van Usa de Gloria trouwens uit vandaan. Judas de Maccabeus slaagt er in om met zijn leger in opstand te komen en de Griekse legers uit Jeruzalem te verdrijven en de tempel te bevrijden. En dan...
[00:22:56] Ja, dan moet die tempel weer teruggebracht worden naar de dienst aan God. En die tempel moet weer gewijd worden. Eerst helemaal schoongemaakt van alle onreinheid die eraan gebracht werd. En dan kan de tempel weer ingewijd worden. En dan is het wonderlijke. Die herinwijding van de tempel vindt precies drie jaar na de ontwijding door Antiochus Epiphanes plaats.
[00:23:26] Op 25 Kislev schrijven de Maccabeërs, zullen wij de reiniging van de tempel vieren. Ze schrijven dat in een brief aan alle Joodse gemeenschappen. We voelen ons verplicht u hiervan in kennis te stellen, omdat ook u het loofwittefeest viert en het feest van het vuur, toen Nehemia de tempel en het altaar had herbouwd en offers opdroeg.
[00:23:51] Dat is ook nog even een verwijzing naar die inwijding van de Tweede Tempel die tijdens het Loofwutterfeest plaatsvond. Daar was ook een vuurseremonie bij. En op dezelfde manier, ontleend aan de viering van het Loofwutterfeest en parallel de inwijding van de Eerste en de Tweede Tempel, op diezelfde manier wordt acht dagen lang nu vanaf de 25e kieslijf de herinwijding van de tempel gevierd.
[00:24:22] Dat is dan natuurlijk niet het Loofvutterfeest, maar wel op de manier van het Loofvutterfeest, ook met veel licht en de tempel versierd en alles. Op de 25e van de negende maand, dat is de maand Kieslev van het jaar 148, stonden ze in alle vroegte op en brachten volgens voorschrift een offer op het nieuwe brandofferaltar. Op dezelfde dag en op hetzelfde uur, dat vreemde volken het altaar hadden ontwijd, werd het nieuwe altaar ingewijd, terwijl er liederen en muziek van lieren, harpen en symbolen ten gehore werden gebracht. Het hele volk wierp zich in aanbidding neer en loofde de hemel die hen geholpen had.
[00:25:12] En op allerlei manieren wordt de pracht en de praal beschreven waarmee de mensen dan de tempel versierd hebben om eer te bewijzen aan de tempel en aan uiteindelijk dan toch eigenlijk de God die zijn naam aan die plaats verbonden heeft. En om hun vreugde tot uitdrukking te brengen dat nu eindelijk de dienst aan God weer kan plaatsvinden zoals die voorgeschreven was.
[00:25:41] Acht dagen lang vierden ze de inwijding van het altaar en brachten ze vol vreugde brandoffers, vredeoffers en dankoffers. Ze versierden de voorkant van de tempel met gouden kransen en met schildjes. Ze vernieuwden de poorten en de priestervertrekken en voorzagen ze van deuren. Er heerste grote vreugde onder het volk omdat de smaad die ze van de vreemde volken ondervonden hadden was afgewend. Judas, dus dat is Judas de Maccabeer, bepaalde samen met zijn broers en de hele volksvergadering dat het feest van de altaarinwijding jaarlijks acht dagen met blijdschap en vreugde gevierd zou worden, te beginnen op 25 kieslijf.
[00:26:32] En zo is dat dus, zo beschrijft ook Fravis Jozefus ruim 200 jaar later, zo is dat vanaf die tijd door ons gevierd, zegt Jozefus, als feest van het licht vanwege die bevrijding van God. En zo heeft Jezus dat dus kennelijk ook meegevierd in de tempel in Jeruzalem in het huis van zijn vader. Nog één tekst over de vreugde en de En de wij de manier waarop het Joodse volk onder de Maccabeën dat feest vierde.
[00:27:08] Het boek van de Maccabeën. De twee boeken van de Maccabeën zijn er vol van. Een paar keer komt dat weer terug. Vol vreugde vierden ze acht dagen lang feest. Op de wijze van het Loofvutterfeest. En ze dachten eraan hoe ze nog maar kort geleden het Loofvutterfeest hadden moeten vieren in holen in de rotsen. Als dieren in het wild.
[00:27:33] Ze droegen met loof versierde stokken, groene twijgen en palmtakken en zongen lofliederen op hem die hen in staat had gesteld zijn huis te reinigen. Bij algemeen besluit werd bepaald dat het hele Joodse volk voortaan iedere jaar deze dagen zou vieren. Acht dagen feest dus, acht dagen feest vanwege de herinwijding van de tempel, van het altaar, maar als wij vandaag naar de Joodse viering kijken, dan staat er eigenlijk het wonder van de oliecentraal. Daar vertellen de Maccabeën niet over, maar dat is waar de Talmud zich later op concentreert. In de Talmud vinden we dat verhaal vinden we niet de hele geschiedenis van de ontwijding en de herovering. Dat wordt even heel kort in twee woorden naar verwezen. Even over één regeltje. Maar vinden we dus wel het wonder van de olie beschreven. Toen de Grieken de tempel ingingen, maakten zij alle olie die er in de tempel was onrein.
[00:28:58] Voor de menorah, de kandelaar die in de tempel brandde, was speciale olie voorgeschreven. Dat wordt in de Bijbel beschreven en in de Joodse uitleg helemaal uitgewerkt. Die olie was onrein geworden doordat de Grieken dat aangeraakt hadden. Daardoor was het niet meer geschikt voor de dienst in de tempel. Het was eigenlijk met de dood besmet, zou je kunnen zeggen.
[00:29:28] Maar toen het Hasmoneesche Koninkrijk, dus Judas de Maccabeer en zijn metgezellen, toen dat sterker bleek en hen overwon, ging men op zoek en vonden ze maar één kruikje olie dat voorzien was van het segel van de hoge priester. Dat was dus nog dicht, die olie hadden ze niet aan kunnen raken.
[00:29:54] En dat was maar genoeg om de kandelaar één dag aan te steken. Toen veel uit olie, daar kon die kandelaar net één dag op branden. Er gebeurde een wonder. En ze staken de kandelaar er acht dagen mee aan.
[00:30:13] Het volgende jaar stelde men deze dagen in en maakte er feestdagen van met het halleel, dus de psalmen 113 tot en met 18, die bij alle Joodse feesten gezongen worden, en een speciale dankzegging. En zo wordt het tot op vandaag de dag door het Joodse volk gevierd. Hier dus ook de verwijzing naar acht dagen, maar dan gekoppeld aan dat wonder van de olie.
[00:30:44] En daar kun je natuurlijk van alles over zeggen. Over de betekenis daarvan en wat er nou precies geweest is. Was het die kleine hoeveelheid die zich op een bepaalde manier vermenigvuldigde? Had die olie zo'n kwaliteit gekregen dat hij inderdaad in plaats van één dag, acht dagen kon branden? Van weken terug heeft Rabijn Evers daar nog mooi over verteld.
[00:31:14] Essentie is dat die tempeldienst weer hersteld kon worden en dat dat licht van Gods redding, van Gods nabijheid schijnt in de duisternis van deze wereld. Ook in de duisternis die Israël op dat moment in zijn geschiedenis ondervond. En die Israël eigenlijk de eeuwen door steeds weer ondervonden heeft, ervaren heeft.
[00:31:44] bedreigd, opgejaagd. Hoe vaak is het in de geschiedenis, en dan kijk ik ook naar de geschiedenis van ons eigen christelijke Europa, hoe vaak is het in de geschiedenis niet geweest dat de Joden niet in de openlijkheid hun Jood zijn konden beleven, hun Joodse identiteit en Joodse feesten konden vieren.
[00:32:12] Hoe vaak is het niet geweest dat de Joden zijn opgejaagd, vervolgd. En als ik dat woord opjagen gebruik, dan komt het ineens wel heel dichtbij. Dat ze daar in de holen en in de grotten zaten en niet naar buiten konden treden. Je kunt aan het Hanukkahfeest allerlei Uit het ganuka feest allerlei lessen trekken. En dat wordt in het jodendom dan ook veelvuldig natuurlijk gedaan. Je kunt daar hele persoonlijke lessen uit trekken. Het woordje ganuka, inwijding, genoeg, educatie. Dat je ook mag groeien, dat in je leven mag laten doortrekken.
[00:33:08] om zo steeds meer en licht te zijn. Maar laat ik, ook met het oog op de situatie van vandaag, nog een wat andere lijn mogen trekken, waar ik eigenlijk in deze dagen sterk bij bepaald werd. Toen, in de dagen van de Maccabeën, dus in de tweede eeuw voor Christus, was er een, laat ik maar zeggen, gelijkschakeling aan de heersende cultuur.
[00:33:39] Het Jodendom, het leven volgens de Torah, volgens Gods geboden, moest uitgebannen worden en Israël moest opgaan in die grote massa. Een totalitair systeem. En in hoeverre is dat vandaag in onze tijd ook niet aan, of moeten we daar in ieder geval waakzaam voor zijn dat dat niet gaat gebeuren. Dat wij ons als joden, maar zeker ook als christenen, als kerk in onze eigen samenleving, heel makkelijk aanpassen aan de heersende cultuur en daar dan eigenlijk in opgaan en zo de boodschap laten verwateren en in feite de kernboodschap kwijtraken. En dan zijn we geen licht meer in onze samenleving, maar is het duister geworden.
[00:34:37] Maar hoe geldt dat dan nu voor het Joodse volk in onze tijd? Kunnen Joden nu vandaag de dag openlijk Jood zijn? Ik heb de laatste tijd schrijnende verhalen gehoord van mensen die niet meer in de straten in Nederland, in Amsterdam of Den Haag of waar dan ook, niet meer openlijk Jood durven zijn. Die Joodse symbolen verbergen als ze naar buiten gaan.
[00:35:10] En u hebt ze ongetwijfeld zelf ook gehoord en misschien ook wel gezien. Hoe Joodse symbolen verborgen worden, hoe Moesuza's van de deuren gehaald worden. Joden niet met keppeltjes over straat gaan, Davidsterretjes onder hun kleren stoppen. Nou u weet, ik hoef het allemaal niet op te noemen, u weet waar ik op doe. En laten wij dat zomaar gebeuren in onze samenleving. Hoe kunnen wij, wij als christenen bedoel ik nu, een zodanig licht zijn dat Joden openlijk ook vandaag hun Jood zijn kunnen beleven in onze samenleving. Dat we dat niet tolereren. Dat Joden dat zo hun Jood zijn moeten onderdrukken.
[00:36:03] Ik denk dat dat een oproep is aan ons allemaal. Ook om heel duidelijk onze solidariteit daarin met de Joodse gemeenschap te laten blijken. Ook over de positie van Israël. Samenleving heb ik net al gehad. Ook over de positie van de staat Israël in onze tijd. Die zo zeer onder kritiek, eigenlijk toch openlijk antisemitisme ligt. Kritiek op de staat is prima, maar die kritiek die nu op Israël wordt uitgeoefend is niks anders dan gewoon antisemitisme. Uiteindelijk zijn de Joden de schuld en moeten de Joden verdwijnen, hard gezegd.
[00:37:06] Niet in onze naam. Wij moeten opstaan voor Israël. Opstaan voor het Joodse volk, voor het recht van het Joodse volk om daar te wonen. En de mensen laten zien, de volkeren laten zien, ook onze eigen regering, hoe juist vanuit Israël dat licht van Gods heil deze wereld in zal gaan. Hoe dat vandaag de dag ook op allerlei manieren gebeurt. Dat Israël tot een zegen is voor de volken.
[00:37:34] opstaan voor het Joodse volk. Ik denk dat Ganuka vandaag ons als christenen daar ook toe oproept. Dat licht te erkennen en op te staan voor het Joodse volk. De laatste vraag die ik dan in dit verband stel, ook aan de kerk, mag Israël ook werkelijk Israël zijn?
[00:37:58] Dat kun je weer op allerlei manieren invullen. Laat ik er twee of drie noemen.
[00:38:06] Staat de kerk rond, zoals ik net gezegd heb, staat de kerk rondom de Joodse gemeenschappen in Nederland om hun ook in alle vrijheid Israël te laten zijn. Komt de kerk ook op voor het recht van de staat Israël om daar als Joodse staat in het Midden-Oost in het land van de vaderen gevestigd te zijn.
[00:38:35] En ook een hele andere vraag, de Joodse leden in de kerk, kunnen die in de gemeente volwaardig Jood zijn en in Jood zijn beleven? Hele spannende vragen, moeilijke vragen misschien ook, tegelijk ook een duidelijk appel, een oproep.
[00:39:01] Met die oproep, dat appel wil ik eigenlijk deze studie dit nadenken over Ganuka besluiten. En dan terugkeren naar die woorden van Flavius Josephus, wij vieren het als het feest van het licht, omdat we nooit hadden kunnen denken dat God op zo'n manier zou bevrijding zou geven. Maar wij kennen de Bijbel. We kennen de profetieën. We weten dat uiteindelijk Dat waar zal worden wat God belooft in de profetie, ook in de profetie van Zachariah die het Joodse volk tijdens Hanukkah leest. Dat er een Messiaans rijk zal zijn dat het koningschap van David hersteld zal worden in Jeruzalem. Dat de dienst aan de God van Israël niet alleen voor Israël, maar voor alle volken hersteld zou worden en dat de volken zullen aansluiten bij Israël in de lof aan Israëls God. En zo spreekt Ganoeka vandaag ook, en dan is het toch ook wel heel merkwaardig dat dat samenvalt met kerst, spreekt Ganoeka de verwachting naar de komst van de Messias uit. En we weten Hij zal komen. Hij zal komen in heerlijkheid om zijn Rijk op te richten. Voor nu wil ik u graag bedanken voor het kijken en het luisteren. En ik stel voor dat we deze studie ook afsluiten met de dank aan de God van Israël, de Vader van ons Heer Jezus Christus. Laten we danken en bidden. Heer de groot en heilige God, we danken u dat we zo mochten nadenken over het Ganuka feest, over wat dat uiteindelijk tot uitdrukking brengt, de verwachting van uw koninkrijk, de dank om de verlossing die u gebracht hebt en de dank die dan tegelijk ook de hoop op de volledige verlossing weer oproept.
[00:41:14] En zo zien wij met alle heiligen van Israël uit naar de verlossing van Jeruzalem, naar de komst van uw Koninkrijk, het herstel van Israël en het Rijk van de Messias voor Israël en voor de volken. Wij bidden jullie om een zegen voor uw volk, om bevrijding van alle gevangenen, om uitredding uit de nood, om de openbaarwording van uw heerlijkheid en uw heiligheid.
[00:41:45] Geef ons ook de kracht en de inspiratie en de creativiteit om Israël in deze tijd niet in de steek te laten, maar het voor Israël op te nemen. Zodat we als Jood en Christen samen mogen uitzien naar die verlossing en daar samen in mogen delen. Tot zegen ook voor alle volken. Zo bidde u dat door Jezus Christus onze Heer. Amen.
[00:42:16] Nogmaals dank voor het kijken en graag weer tot een volgende keer.