Episode Transcript
[00:00:05] Speaker A: Hartelijk welkom allemaal bij deze nieuwe studie die als thema heeft Israël in het hart van het evangelie. Ik moest denken aan een gedeelte uit de eerste Petrusbrief waarin hij zegt misschien dat jullie al een heleboel dingen weten maar ik ga ze toch nog een keer vertellen om jullie daarin te versterken en te bevestigen.
Zo lezen we in 2 Petrus 1 vanaf vers 12 Daarom zal het steeds mijn voornemen zijn u hier aan te herinneren, hoewel gij het weet, en in de waarheid die bij u is versterkt zijn.
Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden. Nou, daar gaat het een beetje om, denk ik. En dan zegt hij even later in dit gedeelte, nadat hij verteld heeft over de verschijning van de Heer Jezus, en wij achten het profetische woord daarom des te vaster.
En gij doet wel haar acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, doordat de dag aanbreekt en een morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie van de schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat.
Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de heilige geest gedreven hebben mensen van gods wegen gesproken.
Tot zover, daar kom ik denk ik in de lezing nog wel, in de studie nog wel op terug. Laten we eerst om een zegen vragen.
[00:01:36] Speaker A: Heer God in de hemel, God van Abraham, Isaac en Jacob, God van de gehele werkelijkheid van de gehele wereld, we danken u dat u ons uw woord geopenbaard heeft.
Dat u ons niet overlaat aan onze eigen denkbeelden, onze eigen fantasie, maar dat u ons als het ware bij de hand neemt en door de geschiedenissen en door de woorden van uw woord heen ons zelf bekendmaakt met uzelf, wie u bent.
En met uw plannen met deze wereld en met ons eigen leven.
En natuurlijk ook met uw bijzondere plaats die Israël daarin inneemt.
Dat u bij het luisteren en bij het spreken ons leidt door de wijsheid en de kracht van uw geest. Dat bidden we u in Jezus' naam.
Amen.
[00:02:28] Speaker A: Ja, ik dacht bij mezelf, we hebben beste tijd over twee afleveringen.
Ik dacht bij mezelf, laat ik beginnen hoe ik vroeger dacht over deze dingen.
Ik dacht dat de geschiedenis van God met Israël, die hele weg zoals het ons verteld wordt in het Oude Testament of in het Eerste Testament, in de wettende profeten en in de geschriften, dat het eigenlijk alleen maar een soort voorbereiding was, een soort voorvaas, een voorbereiding op de komst van de Heer Jezus.
[00:03:03] Speaker A: En dat dus die hele geschiedenis niet meer was, en ook niet minder, dan Bijbelse geschiedenis.
Iets wat ergens ooit in de geschiedenis, in het verleden, achter ons gebeurd is.
En dat Israël ook geschiedenis geworden was.
En de wetten, de profeten eigenlijk, daarom noemden we het, dacht ik, het Oude Testament, eigenlijk ook alleen maar geschiedenis is.
Waar het om draait is de boodschap van het Nieuwe Testament. Er zijn zelfs kerken dat als het Nieuwe Testament opengaat dat je dan moet gaan staan, zeg maar, en dat je bij het Oude Testament, want dat is geweest, dat je dan mag blijven zitten.
Ik heb gedacht dat met de geboorte en de verschijning van Heren Jezus en zijn lijden en opstanding ineens een heleboel dingen anders geworden waren.
[00:03:57] Speaker A: Je hoort het nog wel vaker bijvoorbeeld dat het volk van God anders was geworden. Dat het opnieuw gedefinieerd werd in het Nieuwe Testament.
Niet meer de Israëlieten die door de woestijn liepen en met hun koningen en met al hun gebeurtenissen die we allemaal kennen, nee.
Er was nu een nieuw volk, een nieuw Israël.
En dat bestond uit de volgelingen van de Heer Jezus.
[00:04:23] Speaker A: En eigenlijk waren wij dat voor een groot gedeelte natuurlijk.
[00:04:28] Speaker A: De kerk, zeg maar, was geboren in het Nieuwe Testament, de gemeente.
En ik dacht, het enige wat je over Joden, over Israël nog kunt zeggen, is dat ze zo gauw mogelijk zich bij dat nieuwe volk moeten voegen om hun leven, hun positie, hun alles niet te verliezen.
Ik had er ook een tekst voor, Johannes 14, vers 6, waarin de Heer Jezus zegt, ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij.
Ik dacht dat dat nieuw was.
Dat de Heer Jezus in het Nieuwe Testament zei, er is eigenlijk nog maar één weg waardoor je een relatie met God kunt hebben, waardoor je in contact kunt staan met God. En dat ben ik en dat is nieuw.
Ik de Messias, ik de Christus.
[00:05:19] Speaker A: Veel later begreep ik dat Jezus met deze woorden helemaal niets nieuws zei. Maar dat hij zichzelf vertelde wie hij eigenlijk was.
[00:05:31] Speaker A: Dat hij wilde zeggen dat hij er eigenlijk altijd al geweest was.
Als het woord van God.
en wie de volheid van God aanwezig was als de Torah, als de Zoon, als de Engel des Heren, dat het in hem vlees was geworden, dat hij was ingedaald in Israël en dat hij niet begonnen was bij zijn geboorte, zeg maar, in Bethlehem, maar dat hij er altijd al bij was geweest.
Dat hij altijd in die hele weg van God met Israël altijd de weg geweest was.
door wie Israël tot God had kunnen komen en door wie God tot Israël kwam.
We zaten ook een beetje in de woorden die hij daar gebruikte in Johannes 14. Bijvoorbeeld in het woordje waarheid, ermed in het Hebraeus.
Dat begint met de eerste letter van het alfabet en eindigt met de laatste letter van het alfabet. En de meem er tussenin heeft als getalswaarde 40. En u weet, 40 dat duidt in de Bijbel heel vaak op de volkomen tijd, zeg maar. 40 dagen plasregels bij Noach, 40 jaar door de woestijn, 40 dagen lopen totdat Elia bij de Horeb is, 40 dagen is Mozes op de berg. Dus de eerste letter, en dan de 40 en dan de laatste letter.
Om het wat begrijpelijker te zeggen, zei de Heer Jezus, ik ben de Alpha en de Omega. Ik ben het begin en het einde. Dat is de persoon die voor je staat en met wie je te maken hebt. Ik ben maar niet een rabbi, ik ben maar niet een nieuwe profeet. Ik ben degene in wie God zich altijd geopenbaard heeft.
Ja, maar dat begreep ik later pas.
Later begreep ik ook pas dat de kerk...
zoals we dat waren gaan noemen, de eeuwenoude gemeente, de kuriake, dat wat van de kurios is, dat wat van de heren is, de ecclesia, de gemeente, dat die eigenlijk helemaal niet begonnen was bij het Nieuwe Testament of in het Evangelie, maar dat die eeuwenoude gemeente er altijd al geweest was. Ik ontdekte dat God zo over Israël sprak in de psalmen en in de profeten.
[00:07:46] Speaker A: Dat Jezus gekomen was, begreep ik later, om die eeuwenoude gemeente voor te bereiden op de komst van het Koninkrijk.
Dat het daar in het Evangelie omdraaide.
[00:08:00] Speaker A: Jezus verkondigde ook het Koninkrijk.
En die beroemde rede aan het begin van Lukas, Lukas 4, waarin de Heer Jezus in de synagoge, niet daar buiten, maar in de synagoge, in Nazareth vertelt wie die is, En waar het om draait en wat er zal gaan gebeuren, dan staat er dat hij het koninkrijk van God verkondigde. Dat was het grote thema van de boodschap van de Heer Jezus. En hij was bezig om Israël daarop voor te bereiden.
[00:08:34] Speaker A: Vroeger wist ik ook niet zo goed wat ik eigenlijk met dat Oude Testament nog moest.
[00:08:40] Speaker A: Er stonden weliswaar hele prachtige verhalen in.
En dan kon je misschien wel een boodschap voor jezelf, of later als predikant kon je daar een boodschap uit destilleren voor de gemeente.
Dan werd ik een beetje Abraham, of een beetje Jonah, of een beetje Simpson.
Een beetje Daniel in mijn eigen leeuwenkuil.
Ja, dat Oude Testament, dat kon je wel gebruiken. Er zaten mooie geestelijke lessen in. Toch wel in die weg van God vroeger lang geleden met Israël.
[00:09:16] Speaker A: In het begin natuurlijk ook wel dat die wetten er niet meer toe deden.
Door het offer van de Heer Jezus waren alle wetten overbodig geworden.
Dat dacht ik een beetje, dus ik maalde niet om dat ik niet zo vaak in Leviticus las of in Exodus.
[00:09:37] Speaker A: Ik zocht dan mooie teksten.
Mooie teksten die ik dan tussen allerlei andere woorden uit kon halen.
Bijvoorbeeld uit de profeten, ik noem maar wat. Je zei ja, 54 bergen mogen wijken en heuvelen mogen wankelen, maar mijn vredesverbond met u zal niet wijken, zal niet wandelen, dat blijft bestaan.
En ik sprak over de trouw van God voor ons leven en dat bergen misschien kunnen wankelen of wijken, maar dat de liefde van God voor ons nooit voorbij gaat.
[00:10:09] Speaker A: Zo deed ik dat.
[00:10:14] Speaker A: Een psalme, prachtig natuurlijk. Die psalmen die opnieuw tot leven kwamen als ik ze las.
[00:10:22] Speaker A: Was dat nou fout?
Nee, dat was niet fout, denk ik.
Daarom is het het levende woord van God. Dat heeft niet één keer gesproken. Het spreekt telkens. Het spreekt telkens ook in nieuwe situaties. Het spreekt ook ons mensen aan.
Het was niet fout.
[00:10:43] Speaker A: Maar het was, denk ik, toch te beperkt.
Het was te veel en te vlug, zou ik kunnen zeggen, over mezelf.
[00:10:55] Speaker A: In mijn studie, kan ik me herinneren, leerde ik wel wat van professor Van Rule. Hij was al overleden toen ik ging studeren, maar zijn geschriften werden nog steeds druk gelezen.
En een van de dingen die hij zei, het draait in het Nieuwe Testament wel om Jezus. Hij noemde dat trouwens het apostolisch getuigenis.
Het draait wel om Jezus, maar het gaat niet om Jezus in het Nieuwe Testament.
Het gaat om Gods Koninkrijk. Daar gaat het om.
En uiteindelijk, als dat koninkrijk tot volle ontplooiing gekomen is, en dan citeerde die 1 Korinthe 15, zal ook de zoon zelf weer terugkeren in de vader, opdat God alles en in allen zal zijn.
[00:11:45] Speaker A: Ik leerde later, dat als ik de Bijbel las, ik soms alleen maar toeschouwer was.
[00:11:54] Speaker A: Niet onverschillig, maar dat ik dat ik meekeek.
[00:12:00] Speaker A: Langzamerhand ging ik een stapje terug doen.
[00:12:04] Speaker A: Ook bij dat bergen mogen wijken en heuvelen mogen wankelen en het vredesverbond van God.
Ik begreep dat dat in eerste instantie helemaal niet voor mij en voor mijn gemeente bedoeld was.
Maar voor Israël.
Ik las hooguit mee.
Ik luisterde over de schouder van Israël mee.
[00:12:31] Speaker A: Ik las in de berg reden.
dat Jezus wel gekomen was, maar niet om de wettende profeten af te schaffen, maar om ze te bekronen, om ze te vervullen.
En ik begreep later dat dat woordje vervullen eigenlijk betekende om er de juiste interpretatie aan te geven, ook met het oog op het Koninkrijk. En dat ook daar de discussies telkens om gingen met de wetgeleerden en met de fariseers. Dat was de juiste interpretatie van de Tora, van de wettende profeten. Jezus was niet gekomen om ook maar een puntje, ook maar een komma daarvan door te strepen en achter zich te laten.
[00:13:14] Speaker A: Ik begreep dat het offer van Jezus aan het kruis van Goguta in elk geval voor Israël niet betekende dat alle geboden en dat de feesten en dat de besnijdenis en dat de Sabbat en dat de dienst in de tempel voorbij was.
Ik merkte dat de apostelen nog steeds naar de tempel gingen.
Ik merkte voor de verwoesting van de tempel dat de volgelingen van de Heer Jezus daar ook bijna dagelijks te vinden waren.
[00:13:46] Speaker A: Natuurlijk, het was zo dat het offer van de Heer Jezus een volkomen zoenoffer geweest was, wat al die zoenoffers overbodig maakte, maar de rest bleef staan.
Daarmee was Was de wet niet overbodig geworden?
[00:14:05] Speaker A: Soms dacht ik, maar hoe zit dat dan?
En dat denk ik nog steeds weleens.
Ik lees in het Evangelium van Lucas die bekende gelijkenis van de rijke man en de arme lazarus, u kent hem wel.
dat die arme Lazarus bij de poort van die rijke man zit en dat die rijke man zo druk is met feesten, met zijn eigen welvaart en met zijn eigen netwerken, met zijn eigen vrienden, dat hij niet de moeite neemt om om te zien naar die arme Lazarus.
En dan sterven ze allebei en dan wordt Lazarus gedragen door de engelen in de schoot van Abraham.
En die rijke man met al zijn bezittingen, die zien we in het dodenrijk, in de hel.
En dan vraagt die rijke man aan Lazarus of hij zijn vinger mag dopen in het water bij Lazarus.
[00:15:02] Speaker A: En hij vraagt ook of er geen boodschappen kunnen komen naar zijn broers en naar zijn familie.
Of niet iemand die uit de dood zou kunnen opstaan.
niet voor even dan naar beneden zou gaan naar zijn broers, naar zijn paleizen, naar zijn bezittingen om die mensen te waarschuwen.
En dan zegt de hemel, dan zegt, oh nee, ze hebben de wet en de profeten.
[00:15:30] Speaker A: Ze hebben de wet en de profeten.
Dat is dus niet voorbij.
[00:15:38] Speaker A: Ik heb geleerd dat Israël helemaal niet opnieuw gedefinieerd is.
Dat de volkelingen van Jezus, wij ook, eigenlijk alleen maar voorlopers zijn, eigenlijk alleen maar eerstelingen zijn, begenadigden zijn, maar we zijn niet het nieuwe, gedefinieerde volk van God.
En we zijn al helemaal niet heel de oogst.
[00:16:08] Speaker A: We zijn het die door Gods genade het zijn gaan geloven, wie Jezus is.
en al zijn weldaden en alles wat hij gedaan heeft. We zijn gaan leven met de Heilige Geest, maar we zijn niet de enige. We hebben de rest van Israël niet achter ons gelaten. God heeft dat niet achter ons gelaten.
[00:16:29] Speaker A: Ik las eigenlijk nergens in het Nieuwe Testament en in de Evangelie dat de weg van God met Israël voorbij was.
Dat Israël niet langer zijn zoon of zijn bruid of zijn oogappel meer was.
of dat de weg met Israël gestopt was voor goed.
[00:16:49] Speaker A: Eerst dacht ik dat alle beloften van God vervuld waren in Jezus.
[00:16:55] Speaker A: Dat zeiden mensen ook zo gauw. Alles is vervuld in Jezus. Maar ik merkte dat ik dat niet kon volhouden.
Ook niet dat al die profetieën die door de heilige geesten waren uitgesproken, In het eerste testament, lang geleden, die waren ook niet allemaal vervuld in Jezus, dat kon ik niet voorhouden.
[00:17:20] Speaker A: Je las van de week bijvoorbeeld in mijn stille tijd, psalm 102.
[00:17:26] Speaker A: Een beroemde psalm waarin de dichter zegt, het is nu toch de tijd om uw volk genadigd te zijn.
En de tranen lopen over onze wangen als we denken aan de puinhopen van de tempel en aan de puinhopen van Jeruzalem.
Het is toch tijd om op te staan, om Israël genadigd te zijn. Heren, sta op!
U zult zich toch over Sion erbarmen, u zult Sion Jeruzalem toch herbouwen. En als dat gebeurt, als u Jeruzalem herbouwd zult hebben, dan zullen ze overal de naam van u vertellen. En dan zullen de volkeren zich opmaken om u te gaan dienen.
Dat is toch niet allemaal vervuld in Jezus.
[00:18:13] Speaker A: En zo zijn er zoveel voorbeelden.
[00:18:16] Speaker A: Isaiah 62.
Ik laat u geen rust, ik laat u niet met rust, ik blijf het vragen.
Totdat u Jeruzalem gesteld zult hebben tot een lof op aarde. Is Jeruzalem al een lof op aarde?
[00:18:32] Speaker A: Ik dacht in het Nieuw Testament, in het Evangelie aan de lofzang van Zacharias.
Of aan de lofzang van Maria.
Dat Zacharias zingt. En nu zullen we bevrijd worden van alle mensen die ons haten. Nu zullen we bevrijd worden van al onze vijanden. En zullen we in heiligheid voor God aangezegd kunnen wandelen alle dagen van ons leven. Heeft Jezus dat vervuld?
[00:18:57] Speaker A: Om weer terug te gaan naar de profeten.
Dat de volkeren Jeruzalem zullen tillen als een lastige steen, maar dat Jeruzalem zal blijven staan op zijn plaats.
[00:19:10] Speaker A: En dat God dan de geest der genade en der gebeden over zijn volk zal uitstorten en dat ze op hem zullen zien die zij doorstoken hebben.
[00:19:18] Speaker A: Of even later in Zacharia 14 dat zijn voeten zullen staan op de Olivenberg.
[00:19:25] Speaker A: Of in Ezekiel 37 het dal van de dorodoodsbeenderen en als dat voorbij is, daar kan ik me nog iets bij voorstellen.
Het dal van de dorodoodsbeenderen, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan.
Dat is toch niet vervuld in de tijd van het eerste testament? Dat is toch niet 2000, 3000 jaar geleden vervuld?
Dat dal van de dorre doodsbeende. En wat er dan daarna komt? Dat God alle stammen, ook de verloorde stammen van Israël, zal thuisbrengen en dat er weer één volk zal worden met één herder.
[00:20:00] Speaker A: Met andere woorden, zo praten mensen er wel eens over.
[00:20:05] Speaker A: Er is nog een tegoed.
in het eerste testament.
Er zijn nog een heleboel dingen die door de Messias vervuld moeten worden.
En dat heeft alles te maken met de aloude gemeente van Israël. De heer Jezus heeft die belofte van God verzekerd. Daar komen we straks op terug. Maar hij heeft ze nog niet helemaal en allemaal vervuld.
[00:20:32] Speaker A: Israël in het hart van het evangelie.
[00:20:38] Speaker A: Laten we wel wezen, als we dan naar dat evangelie gaan, het evangelie van Lucas bijvoorbeeld. Wat zegt de engel Gabriel bij de aankondiging van de geboorte van de zoon van God in Israël?
Hij zegt deze zou groot zijn, hij zal zoon van de Allerhoogste genoemd worden, God zal hem de troon van zijn vader David geven en hij zou koning zijn over Israël, over Jacob tot in eeuwigheid.
[00:21:10] Speaker A: Wat zegt oom Zacharias bij de geboorte van zijn zoon Johannes? Ik zei het net al.
Hij spreekt over de opgang uit de hoogte die zal verschijnen. Hij spreekt over een totale vrede die Israël binnen zal komen. Een rust van alle vijanden zoals ooit in de tijd van koning David.
En hij zegt het te midden van dat grote Romeinse imperium.
Het evangelie vertelt over Simeon, die de vertroosting van Israël verwachtte. En die nu kan heen gaan omdat hij weet dat degene die dat gaat doen, dat hij geboren is. En hij zegt, heerlijkheid voor uw volk Israël, ten aan schouwen voor het oog van heel de wereld.
[00:21:58] Speaker A: Dat kun je toch niet wegschuiven? Dat kun je toch niet anders maken dan wat er staat?
Dan zie je toch dat Israël in het hart van het evangelie gelijk al bij het begin ter sprake komt.
Hannah spreekt over de verlossing van Jeruzalem. Dan kun je toch niet zeggen dat dat er niet meer toe doet.
Dan kun je toch niet zeggen dat dat over ons gaat.
[00:22:23] Speaker A: Dat kan toch niet.
[00:22:27] Speaker A: Jezus spreekt En hij spreekt heel veel over de komst van het koninkrijk, over de regering van God.
En wat dat voor Israël zou betekenen.
Hij sprak erover, dat zei ik er net eigenlijk ook al, hij sprak erover in de synagoge in Galilea en in de synagoge in Judea. En dan zegt hij, lammen zullen lopen, blinden zullen zien, doven zullen horen, aan armen wordt een goede boodschap verteld en de gevangenen worden vrijgelaten.
Dat is Isaiah 61, dat zijn de profeten. Dat is Isaiah 60, dat is Isaiah 49.
Daar drijft het helemaal op.
[00:23:07] Speaker A: Israël is inderdaad in het hart van het evangelie. Wat de profeten van Israël ooit beloofd hebben, omdat de Heilige Geest in hen sprak, daarvan gaat de Heer Jezus de tekenen alvast oprichten.
Een tekenen ook dat het Koninkrijk zal doorbreken.
dat dat niet op de lange baan geschoven is, dat dat niet verdwijnt, dat dat niet vergeestelijk moet worden. Nee, het zal zo komen.
De weg van God met Israël loopt in het evangelie gewoon door.
Het is een bevestiging van de wettende profeten.
En we zien dat Jezus bezig is om er dan ook iedereen bij te halen. Dat was wat anders dan dan de boodschap van Johannes de Doper.
Die zei, je moet je bekeren, want anders kun je dat Koninkrijk van God niet meemaken.
En de heer Jezus zal dat ook zeggen. Die zal inderdaad ook komen met vuur.
Aan het einde van de Bijbel zien we dat gebeuren. Dat hij uit de hemel nede daalt aan het hoofd van de hemelse legerscharen. En dat er uit zijn mond een tweesnijdend zwaard komt om daarmee de volkeren te slaan.
En dat hij ook Israël zou richten, maar zolang is het nog helemaal niet. Eerst gaat hij de deuren helemaal open zetten.
En hij haalt iedereen er maar bij. Hij haalt Zacchaeus uit de boom.
Hij blijft stilstaan bij die blinde man, Bartimaeus.
Hij draait zich om naar die bloedvloeiende vrouw, dat mocht helemaal niet, dan zou die onrein worden, die zijn kleed aanraakt, zijn gebetskwasten aanraakt.
Heel Israël zal delen in het heil, ook de outsiders.
Als er een vrouw naar hem toekomt, terwijl die bij Simon de Farisee aan tafel zit, en die begint met haar tranen zijn voeten te wassen en met haar haren af te drogen, dan duwt hij haar niet weg. Maar terwijl ze daar nog mee bezig is, dan zegt hij, zij die veel vergeven is, die zal ook heel veel dankbaarheid tonen.
En ik vergeef het jou ook, zegt hij dan tegen die vrouw.
[00:25:18] Speaker A: Hij verkondigt de Koninkrijk van God.
[00:25:23] Speaker A: En de komst van het Koninkrijk.
Te beginnen in Israël.
[00:25:29] Speaker A: Zelden komt hij buiten de grenzen van Israël. In het Johannes Evangelie geen één keer.
En bij Lucas geloof ik alleen maar in het land van de Gerazene.
[00:25:40] Speaker A: Hij zegt wel dat het ooit ook naar de heidenden zal gaan. Dat is ook zijn taak. Je zei in 49, vers 6. Ik heb je niet alleen gesteld om de verstrooide stammen van Israël te verzamelen, maar ik heb je ook gesteld tot een licht voor de volk erop dat men huilt rijken tot aan het uiteinde der aarde.
Dat verkondigt de Heer Jezus wel.
Hij zegt, dit evangelie zal gepredikt worden onder alle volkeren. En dan pas zal het einde zijn.
En hij zegt in Jeruzalem, jullie zullen mij niet langer zien.
Jeruzalem zal vertreden worden tot de heidene, totdat de tijd van de heidene vol is.
En dan zullen jullie me zien komen. En dan zul je zeggen, gezegend, hij die komt in de naam van de heren.
[00:26:30] Speaker A: Dit is discussie. Dit is ongeloof.
Er zijn mensen in Israël die het maar moeilijk kunnen geloven. Het zijn zulke barre tijden en het lijkt wel alsof er helemaal niets verandert. Ja, hier wat blinden of één enkele blinde en daar een enkele lamme.
Daar lijkt het op.
Maar breekt het Koninkrijk met Jezus echt door en ze zeggen tegen zichzelf, we zullen wel zien.
Ja, er is discussie en ongelooflijk twijfel, maar het boek van Israël wordt nergens in het Nieuwe Testament dichterdaan. Het ligt op alle bladzijden eigenlijk gewoon nog steeds open.
[00:27:12] Speaker A: Jezus zegt, de Vader heeft mij alle dingen in handen gegeven.
Wat heeft de Vader hem dan in handen gegeven?
De verzoening van de zonde van de wereld? Ja.
Maar ook de komst van het koninkrijk.
En ook de regering in het koninkrijk.
En de troon van zijn vader David.
Het nieuwe verbond.
Alle beloften over Israël.
Want, zegt de Hebreebrief, want God ontfermt zich niet over de engelen. God ontfermt zich wel over het nageslacht van Abraham.
Israël is werkelijk in het hart van het evangelie en wordt geen moment vergeten.
[00:27:58] Speaker A: In het evangelie van Lukas en van Johannes is Jezus de nieuwe Mozes.
[00:28:06] Speaker A: Vroeger dacht ik als je het Nieuwe Testament openslaat, ja hier en daar kom je het land natuurlijk wel tegen. Dat is een beetje het decor waarin de Heer Jezus optreedt. Maar voor de rest gaat het over ons. Het is een nieuwe bedeling. Het is een nieuwe situatie. Het is allemaal anders geworden.
[00:28:24] Speaker A: Maar nu heb ik het Johannes-evangelie bestudeerd en daar blijkt het helemaal niet buiten Israël om te gaan. Integendeel, Johannes die een bediening heeft voor de joden, die vertelt dat dat Jezus de verstrooide kinderen van het huis van Israël zal thuisbrengen. En dat hij de nieuwe Mozes is. Zo is het evangelie van Johannes zelfs opgebouwd. Van het feest van de uittocht naar het feest van de doortocht. Loofwitte helemaal in het midden en dan weer toegaand naar het feest van de intocht.
De heer Jezus als het paasvlam.
Maar de heer Jezus ook als de nieuwe Mozes. Weet u wel, dat genomen in 18 vers 18.
Na mij zal ik iemand geven, doen opstaan uit uw broederen, zegt de heer God dan tegen Mozes.
En naar hem zullen ze luisteren. De grote profeet. Dat vragen ze ook aan het begin van het Johannes Evangelie aan Johannes de Dope. Bent u de profeet die komen zou?
Daar gaat het ook om.
[00:29:26] Speaker A: Als Lucas vertelt over de spijziging van de vijfduizend, vertelt hij net zoals Johannes dat er broeken worden ingezameld en dat er twaalf korven vol zijn.
[00:29:39] Speaker A: En dat is een verwijzing naar de twaalf stammen.
[00:29:42] Speaker A: Jezus zegt tegen het laatste avondmaal tegen zijn leerlingen, tegen zijn apostelen, ik beschik u het koninkrijk gelijk de vader het mij beschikt hebt. En gij zult zitten op twaalf tronen om de stammen van Israël te richten. En dat vertelt Matthäus ook. Zei hij het in een Matthäus 18 mening.
[00:30:04] Speaker A: De discipelen zullen komen om de twaalf stammen van Israël te richten. Die zullen er dus ook zijn. Eigenlijk zijn ze met z'n twaalfen ook een afspiegeling of een voorbode, een verwijzing naar de twaalf stammen van Israël die er allemaal zullen zijn.
[00:30:25] Speaker A: Jezus is ook degene die op de troon van David zit.
[00:30:29] Speaker A: En waar is die troon van David?
Die troon van David is niet in de hemel, die troon van David is in Jeruzalem.
Daar was die.
Jezus lijkt ook wat op David.
David was de koning van Israël bij uitstek.
Hij was vroom.
Hij deed zonden bij Batsheba, maar hij liep daar niet voor weg. Hij beleed die zonden.
Hij was een man vol toewijding en vol liefde voor God. Voor hunkering naar God moet je de psalmen lezen die hij geschreven heeft.
Maar hij was ook degene die Israël weer tot een eenheid maakt en die Jeruzalem tot de hoofdstad van het volk maakte.
[00:31:15] Speaker A: En Jezus gaat hier zelfs weg, zou je kunnen zeggen, van David. Je herkent het een beetje. In de geboortegeschiedenis dan zie je dat Maria de woorden van Hannah, de moeder van Samuel, citeert en gebruikt. En Samuel is eigenlijk de voorloper van David.
Zoals Johannes de Doper dat eigenlijk ook is.
Dat David gezalfs wordt.
maar dat het dan nog een hele tijd zou duren voordat hij gekroond wordt als koning. Eigenlijk pas in het volgende boek, in 2 Samuel.
En zo gaat het in Lucas bij de Heer Jezus eigenlijk ook. Hij is gezalfd. Hij is benoemd als de koning van Israël, maar hij gaat eerst een lange lijdensweg van verdrukking en van oppositie en van verraad. En pas in het tweede boek van Lucas, in Handelingen, zie je hem gekroond aan de zijde van zijn vader staan en de gave van de Heilige Geest aan zijn volk uitdelen.
Soms verwijst hij ook naar David.
Als de discipelen wat graankokkers pakken op de Sabbat en hier wat malen en er wordt wat van gezegd door mensen die heel strikt die Sabbat willen invullen, dan verwijst hij naar David die gebruik maakte van de toonbroden.
Israël in het midden van het evangelie.
Tijdens de laatste avondmaal, tijdens de zedemaaltijd, de herinnering Aan de uitocht uit Egypte, aan de bevrijdende daden van God, neemt hij wijn en neemt hij brood en zegt hij dit is het nieuwe verbond in mijn bloed.
En wat is dat nou?
[00:33:00] Speaker A: Johannes heeft dat op een andere plek.
[00:33:06] Speaker A: Die heeft dat bij de bruiloft Tarkana en bij de broodbreking.
Dan zegt hij bij de broodbreking, dit is het manna dat uit de hemel is nedergedaald. Jullie hebben manna gegeten in de tijd van Mooses, maar jullie zijn gestorven. Maar dit is het ware brood dat uit de hemel is nedergedaald. En als je daarvan eet, heb je eeuwig leven.
Hij spreekt over wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt. En Johannes heeft het ook bij de bruiloft Turkana, dat er geen wijn is.
En dan maakt hij van water wijn.
En Mozes' eerste ronde was dat hij van water bloed maakt. Maar is die wijn misschien een verwijzing naar het bloed van de Heer Jezus?
Want de ceremonie zegt, bij iedereen is het zo dat je eerst de beste wijn serveert.
En dan als iedereen gedronken hebt de wat mindere. Maar u heeft de beste wijn tot op het laatst bewaard. En het heeft de heerlijkheid van de Heer Jezus toen laten zien. De beste wijn voor het laatst, wat betekent dat?
Volgens mij is de beste wijn die God bewaart tot het laatst, is het Nieuwe Verbond. En dat wordt bekrachtigd in het bloed van Heren Jezus.
En wat is het Nieuwe Verbond?
Het is een nieuw verbond voor Israël. In Jeremia 31 zie je de dagen komen dat ik een nieuw verbond zou sluiten.
met het huis van Juda en met het huis van Israël. Hij hoeft de discipline niet eens uit te leggen als hij zegt dit is het nieuwe verbond in mijn bloed. Ze weten wat hij bedoelt. En wat is dat nieuwe verbond dan? Dat is de voorbereiding voor het Koninkrijk.
Dat belooft God aan Juda en aan Israël, dat er een tijd zal komen dat hij alle zonden van het volk zal wegwissen en dat hij zijn Torah in het hart van de mensen zal leggen, zodat ze niet meer hoeven te studeren en niet meer aan elkaar hoeven te vragen hoe het ook alweer precies zit. Ze zullen van binnenuit helemaal vervuld met de geest van God de Torah doen en wandelen in de wegen van de Heren.
[00:35:14] Speaker A: Het gaat toch over Israël?
Wij lezen mee, wij zijn erbij gekomen.
Wij mochten erin delen. We mochten deel hebben aan de geestelijke rijkdom van Israël. Maar Israël is niet weggeschreven in het Nieuwe Testament.
Israël doet ertoe.
Je kunt zomaar niet op de plaats van Israël gaan staan en zeggen God heeft zijn volk opnieuw gedefinieerd. Dat is helemaal niet zo.
[00:35:40] Speaker A: Romeinen 15 vers 8.
Dan zegt Paulus, dan zegt hij tegen heilige christenen dat ze met respect moeten omgaan tegen zijn eigen volksgenoten. Daar gaat het ook in de Romeinenbrief om.
Ook die volksgenoten van hem met wie ze te maken hebben onder de koepel van de synagogen en die niet geloven dat Jezus de Messias is. Hij zegt maak door te eten, maak alsjeblieft Het evangelie maakt het allemaal niet kapot, zeg maar. Brengt mensen niet in de vernieling door zomaar wat te gaan eten en geen respect te hebben voor de geboden die God aan Israël gegeven heeft.
En dan zegt hij in Romeinen 15, dan zegt hij ook Christus, die jullie navolgen, ook Jezus is een dienaar van Israël geworden om alle beloften van God aan de Vaderen te bevestigen.
een dienaar van Israël geworden.
Je kunt niet zeggen dat hij een dienaar van Israël geworden is om alle beloften te bevestigen en vervolgens zeggen dat die beloften helemaal niet meer bevestigd worden voor Israël.
Dat klopt toch niet?
[00:36:47] Speaker A: En als Paulus dan verder gaat, dan citeert hij een van de beloften die God aan Israël gegeven heeft, namelijk dat uiteindelijk, Psalm 117, uiteindelijk ook de volkeren zich voor God, de God van Israël, zullen neerbuigen. En dan zegt hij, jullie moeten samen met mijn volksgenoten, samen met Israël, jullie als heilige christenen, samen met Israël, God loven, beginnen nou eens mee. Ga dat in de eerste plaats doen en laat die andere dingen aan God over.
[00:37:18] Speaker A: Wat verder in de Bijbel, ik citeerde net Zacharië 12, dat de volken Jeruzalem zullen tillen als een lastige steen, maar dat ze het niet kunnen omdat Jeruzalem op zijn plaats zal blijven.
En dan lezen we helemaal aan het einde van de Bijbel dat het nieuwe Jeruzalem, de stad met de gouden poorten uit de hemel, versierd als een bruid voor een man, zal nederdalen op haar plaats op aarde.
Waar is die plaats?
Nou, ik kan u wel vertellen, niet in New York en niet in Amsterdam, maar in Jeruzalem. Het hemelse hecht zich samen met het aardse.
Zoals God zei, dit is de plaats van mijn voetbank. Dit is de plaats van mijn voetzolen. Hier zal ik wonen in het midden van de kinderen van Israël.
Gods Koninkrijk.
Als dat gaat komen, wat is de inhoud daarvan?
[00:38:16] Speaker A: Het heeft alles te maken ook.
Het is heel veel. Het is de wolf en het lam zullen tezamen zijn. Dan zullen we leven in de opstanding der doden. Dan zullen we leven zonder pijn, zonder verdriet, zonder haat. De vreesde des Heeren zal de aarde bedekken, zoals de water op de bodem van de zee. En alle knieën hemelen op aarde zal zich voor God buigen. De schepping zal opademen.
Daarom lezen we ook dat de schepping rijkhalsend uitziet naar de verlossing van de vergankelijkheid.
Maar het gaat ook om Israël.
Lukas eindigt ermee. De geschiedenis van de twee emmersgangers die op weg gaan naar Emmeus.
En die verslagen zijn, want zij hebben Jezus zien sterven aan het kruis.
En er zijn wel mensen geweest die hebben gezegd dat hij is opgestaan, maar zou dat werkelijk zo zijn? En ze gaan weer terug naar huis, verslagen, en dan voegt Jezus zich bij en ze herkennen hem niet eens.
[00:39:16] Speaker A: En ze zeggen, bent u dan een vreemdling dat u niet weet wat er gebeurd is in Jeruzalem? En wij dachten nog wel dat hij het was die Israel verlossen zou. En dan zegt de Heer Jezus niet, dat heb je fout, dat heb je verkeerd, dat heb je verkeerd begrepen. Dat was een oud-primitieve voorstelling van de verlossing. Het is veel geestelijker. Het is alleen maar geestelijk.
Nee, dan zegt hij, oog hij onverstandig en trager van de hart, dat hij niet alles gelooft wat de profeten gezegd hebben van het profetische woord over de komst van de Messias.
Hij heeft niet alleen gezegd dat hij zijn volk zou vertroosten en dat hij Jeruzalem zou bevrijden. Dat heeft hij gezegd. Dat lezen we in de profeten.
Maar hij heeft ook Jezaja 53.
Jezaja 53 heeft ook geklonken dat hij de zonde van het volk op zich zal nemen en dat hij zal sterven in de plaats van Zondaar.
En zegt Heer Jezus, moesten zo niet mensen door lijden heen tot zijn heerlijkheid komen? En dan in het volgende boek van Lukas...
Dan begint het daarmee. Heren, zult gij na veertig dagen onderwijs, zult gij in deze tijd dan het Koninkrijk voor Israël wil oprichten? Het hoort helemaal bij. En dan zegt de Heer Jezus niet, ik zal het je nog één keer uitleggen dat het niet om Israël gaat. In ieder geval niet om het oude Israël.
Nee, dan zegt hij, het is alleen aan God gegeven de tijden en de gelegenheden te weten waarvoor God de beschikking over zich heeft. Dat gaat komen.
Maar ik kan jullie niet vertellen wanneer.
Dat weet alleen God.
Israël in het hart van het evangelie, in het hart van de Bijbel of vanaf Abraham en misschien wel eerder in de profeten, in het evangelie en in de toekomst.
Maar daarover zullen we luisteren in de tweede aflevering van deze studie als we daarop door zullen gaan.
Dan laten we deze studie besluiten met gebed.
[00:41:22] Speaker A: Heer God in de hemel.
[00:41:26] Speaker A: Wat moeten we veel leren, maar wat moeten we tenminste ik wel ook veel afleren.
Afleren dat het allemaal niet anders geworden is, dat uw trouw onveranderd is gebleven, dwars door alles heen.
[00:41:46] Speaker A: Moet je denken aan wat u zegt in Ezekiel 16, dat u zelf verzoening zal doen voor datgene wat Israël u aangedaan heeft. En zoals u met de wereld omgaat, gaat u in eerste plaats met uw volk om.
Wat zijn we dom geweest om te denken dat wij het nu waren.
[00:42:07] Speaker A: Wat zijn we dom geweest, wat hebben we u gekwetst door te denken dat u, uw eerstgeboren zoon, uw oogappel, uw bruid, had achtergelaten in de geschiedenis dat het er eigenlijk niet meer zoveel toe deed.
Dat u overnieuw begonnen bent.
[00:42:26] Speaker A: Vergeef het ons en leer ons om uw volk lief te hebben.
Leer ons om uw wegen te kennen.
Leer ons om nederig te zijn en vanuit de nederigheid van mensen die erbij gekomen zijn, Israël te laten delen in onze liefde.
Dat bidden we u in Jezus' naam.
Amen.